Allochtonen zijn in de Hollandse cultuurpaleizen van harte welkom als vrijwilliger, bezoeker of artiest. Maar een blanke elite bepaalt nog steeds de culturele agenda, zelfs in multiculturele krachtwijken. Shervin Nekuee vindt het hoog tijd voor verandering.
Ik heb zoveel Hollandse vrienden dat het mij onmogelijk is om continu in etnische scheidslijnen te kunnen denken. Maar ik ben ook te veel socioloog om het structurele uitsluitingsmechanisme in onze samenleving over het hoofd te kunnen zien.
Na ruim vier decennia aanwezigheid van niet-westerse allochtonen in Nederland, zijn zij (beter gezegd, wij) opvallend afwezig in het middenkader binnen de instituties die bepalend zijn voor de identiteit van onze samenleving: het hoger en middelbaar onderwijs, de kunst en cultuur en de ontwikkelingssamenwerking.
Dé instituties die bij uitstek vormend zijn en bezielend zouden moeten uitdragen hoe een samenleving zichzelf ziet. Nog altijd communiceert Nederland naar zichzelf en naar de wereld alsof het een etnisch-cultureel homogene samenleving is, vanuit de instituties die van oudsher gezien worden als het bolwerk van de progressieve elite. Ik kom een andere keer terug op de ontwikkelingssamenwerking, het onderwijs en het eurocentrisme van de Nederlandse schoolboeken. Nu eerst over de kunst en cultuur, waarin ik me het meest thuis voel. Des te meer unheimisch word ik van de voortsukkelende blindheid van bestuurders en directeuren voor de schaamteloze etnische apartheid die ze in stand houden.
Nieuwe autochtone cultuurpaleizen
Toen ik tien jaar geleden als deelnemer of gastprogrammamaker van conferenties of festivals een van deze culturele paleizen in onze grote steden binnenkwam, trof ik een autochtoon bolwerk – van de baliemedewerker, de curator of de programmamaker tot aan de directeur of artistiek leider. Maar ik sprak mezelf moed in: we zijn op de goede weg, want ik mag hier optreden.
Nu de populatie van de immigrantenkinderen een nog groter aandeel, vooral in het jongere deel, van de bevolking vormen, zijn zij dus de toekomst van deze steden. Maar tien jaar later tref ik min of meer hetzelfde bolwerk in onze cultuurpaleizen. Sterker nog, zelfs de nieuwe cultuurpaleizen die ondertussen met wijkgelden opgezet zijn, bedoeld voor de emancipatie van wat euforisch de krachtwijken (van oud-minister Vogelaar) wordt genoemd, gaan op de oude monotone koers van het etnocentrisch personeelsbeleid door.
Onlangs trad ik op in zo’n cultureel wijkpaleis. Ruim 65 procent van de bevolking van dat stadsdeel is allochtoon, maar van de baliemedewerker, de koffiejuffrouw tot aan de medewerker cultuureducatie, pr-man, programmamaker en directeur: er is geen enkele allochtoon te bekennen. Behalve de vrijwilligers die gratis voor events worden ingezet, die komen uit de wijk en zijn allochtoon, en ja, ook de schoonmakers die ’s nachts of in de vroege ochtend onopvallend de boel mogen schoonmaken.
Ik bespeurde bij medewerkers van dit cultuurpaleis – ingezetenen van deze blanke enclave, midden in een immigrantenwijk – geen gevoel van ongemak over deze toestand van apartheid. Tuurlijk, de programmering was kleurrijk en ze waren vriendelijk, hoffelijk en attent voor hun allochtone gasten. Daarmee was ook alles gezegd. De immigranten en hun nageslacht zijn van harte welkom als gast, ofwel als bezoeker ofwel als artiest, in de Hollandse cultuurpaleizen. Maar aan het einde van de voorstelling vertrekken ze weer als gasten. Aan de vergader- en besluittafel de ochtend erna zitten de inheemsen weer onder elkaar. En dat in steden waar migranten een groot deel van de gemeenschap vormen en binnen een sector die het vooral moet hebben van gemeenschapsgelden.
Er heerst wantrouwen tegenover allochtonen
Is dat allemaal opzettelijk en een brute afspiegeling van discriminatie? Neen, maar de uitkomst is er niet minder beroerd om. Als er een sector is die overbevolkt wordt door progressief en kosmopolitisch georiënteerd Nederland, is het de kunst & cultuursector wel. Maar hun feitelijke keuzes zijn zo provinciaals als de neten. De immigranten mogen exotisch wezen in de Hollandse paleizen, maar meebeslissen over de inkleuring van de culturele agenda van Nederland, is de hokjesgeest van de dames en heren een brug te ver. Er heerst wantrouwen tegenover de allochtonen die toch zo dapper zijn om zich te melden voor de midden- en hogere functies in de kunstsector. Of ze binnen het team passen, dat is de dodelijke norm. Kunnen de teams zich wellicht anders opstellen?
Bestuurders die ik beter ken binnen die sector spreek ik er wel eens op aan. Zij geven het onmiddellijk toe en spreken er schande van. Hoe het zit met hun eigen organisatie? Wij zitten in de beleidsfase ‘een stukje bewustwording’, is vaak het antwoord. Dat houdt meestal in dat er een dure coach wordt ingehuurd om bij een heel dure jaarlijkse heidag het belang van diversiteit te gaan ontvouwen. Die coaches zijn vaak blanke Hollanders en er is een kort optreden van een allochtone muzikant of verhalenverteller, als peper en zout erbij. Natuurlijk mogen de buitenlandse hapjes niet ontbreken.
Het is een langdurend en zich herhalend triest verhaal van stagnatie, dat niet zal veranderen zolang er geen druk van buiten is. Hier staan de hardcore voorstanders van de multiculturele samenleving vaak aan het roer, maar bij hun keuzes voelen ze geen druk om hun woorden in daden om te zetten.
De nodige druk zou in dit geval een politieke moeten zijn omdat de sector nu eenmaal leunt op gemeenschapsgelden. Die druk gaat komen als de immigranten het niet meer pikken dat mede met hun belastinggelden de zwaar gesubsidieerde kunst & cultuursector een wit bastion blijft. Er komt dan een tijd dat zij niet alleen gast zijn, maar ook als gastheer het publiek welkom mogen heten.
Shervin Nekuee is socioloog, schrijver en debatprogrammamaker
Dit artikel is eerder gepubliceerd op joop.nl en ook op de site van LKCA
Fotobijschrift: Het Muziektheater in Amsterdam [Foto Nationale Beeldbank]
De Code biedt een kapstok om integraal op het terrein van het Personeel, Publiek, Programma en Partners diversiteitsbeleid te ontwikkelen. De instellingen zijn zelf verantwoordelijkheid om de Code al dan niet toe te passen. In de praktijk gebeurt het nog relatief weinig. Door de bezuinigingen en de herschikking van de afgelopen beleidsperiode, stond dit instrument niet meer bij iedereen op het netvlies. OCW heeft de Federatie Cultuur dit jaar gevraagd de Code weer in het vizier van de sector te brengen. In samenwerking met binoq atana is een traject ontwikkeld dat de komende jaren zal worden uitgerold.
Om een brug te slaan naar het cultureel diverse deel van de samenleving, heeft de sector in 2011 de Code Culturele Diversiteit (CCD) gelanceerd. De Nederlandse bevolking bestaat immers voor ruim 1,9 miljoen uit mensen van niet-westerse afkomst. In de grote steden liggen die percentages beduidend hoger (rond de 35%) en bovendien zijn de derde generatie migranten niet in deze percentages meegenomen. Maar dit is een relatief grote en ook jonge bevolkingsgroep waarvan ongeveer 80 procent jonger is dan 15 jaar. Een groep waar zeker rekening mee moet worden gehouden.
Laat een reactie achter