Noraly Beyer

Door Claudia Marinelli • 3 april 2015

‘Iedereen zegt ‘ja’ tegen culturele diversiteit, maar in de praktijk gebeurt er weinig mee.’ Gevestigde gezelschappen hanteren culturele diversiteit nog niet als leidraad, signaleert Noraly Beyer. Ook het bereiken van cultureel diverse doelgroepen met educatieve activiteiten vergt een lange adem.

‘Ik ben hier gekomen als kind van elf en in huis genomen door Nederlanders. Daardoor heb ik de Nederlandse maatschappij van binnenuit leren kennen. Dat is een heel goede manier. Daarom geloof ik ook in de werkwijze van Adelheid Roosen met de Wijksafari.’

Voor de Wijksafari trekken kunstenaars enige tijd intensief op met wijkbewoners. Daarna maken zij een theatrale vertaalslag van hun ervaringen.

‘Ik voel een verwantschap met Adelheid, omdat ze mensen met elkaar in contact brengt. Er zijn zoveel mensen die je niet kent. Je moet zoeken naar manieren om die mensen tòch te leren kennen. Voor een volgende Wijksafari nestelen we ons in de Bijlmer. Ik woon midden tussen de Ghanezen, maar ken ze eigenlijk niet. Ghana heeft een slavernijverleden. Er waren Afrikaanse stamhoofden die zelf slaven verhandelden. Het slavernijverleden wordt door veel Ghanezen nog steeds ontkend. Ze distantiëren zich ervan. Eigenlijk net zoals veel Nederlanders dat nog steeds doen. Misschien omdat ze er beiden erg van geprofiteerd hebben en niet graag terugkijken op gedrag dat we nu afkeuren. Ik ben geïnteresseerd in waarom mensen zijn zoals ze zijn, waarom ze soms het verleden negeren. Dat wil ik onderzoeken.’

Zwart-wit

Noraly Beyer heeft een brede achtergrond. Velen kennen haar nog als presentator van het NOS Journaal, maar de laatste jaren is ze vooral bekend van het theater. Ze was te zien in de ‘Vagina Monologen’ en zit in het bestuur van Toneelgroep Amsterdam. Ze deed research voor diverse stukken van het Noord Nederlands Toneel en vertolkte een rol in Medea. Ze is ook betrokken bij de Stichting Julius Leeft, die elk jaar een theatervoorstelling organiseert over de relatie tussen Nederland en de voormalige koloniën. Beyer was ambassadeur van de Code Culturele diversiteit, en vindt nog steeds dat deze code verder omarmd moet worden door culturele instellingen.

Beyer kan oprecht verbaasd zijn over keuzes die soms worden gemaakt in het theater. ‘Ik zag in Amsterdam het toneelstuk De Neger van Jean Genet, geregisseerd door Johan Simons. Een controversieel en moeilijk stuk. Wat opviel was dat één zwarte acteur uit Nederland, Felix Burleson, meedeed. De anderen waren allemaal blanke Nederlandse en Duitse acteurs, terwijl Genet het heeft geschreven voor zwarte acteurs. Tegelijkertijd werd het stuk in Parijs opgevoerd, daar wel met een zwarte cast. In het debat dat in Amsterdam achteraf plaatsvond, zei Johan Simons: ‘Natuurlijk wil ik dat er zwarte acteurs zijn’, waarop iemand uit de zaal riep: ‘Ja, maar ik ben er wel hoor’ . Het probleem blijft toch dat iedereen ‘ja’ zegt tegen culturele diversiteit, maar dat er in de praktijk weinig mee gebeurt.’

Met als gevolg, dat er veel eenmalige projecten zijn en dat er gescheiden circuits ontstaan: ‘Theatermakers als Raymi Sambo en Jörgen Tjon-A-Fong gaan het in eigen kring zoeken. Dan krijg je toch weer blokvorming. Ze vinden niet voldoende ingang in gevestigde kringen maar willen als echte theatermakers wel hun ei kwijt. Of neem een stuk als Disgrace van Toneelgroep Amsterdam: dat is mooi, maar zo’n project vindt nauwelijks navolging. De culturele diversiteit is nog niet in de genen van het gezelschap getrokken.’

Zware inzet op educatie

Toch zet Toneelgroep Amsterdam wel stappen richting meer diversiteit in het theater. ‘De Code Culturele Diversiteit is in hun beleid opgenomen. Ze zetten zwaar in op de educatieve lijn en hebben een vooropleiding, waarvoor ze actief werven op zwarte scholen. Er worden 15 leerlingen geselecteerd om te werken aan hun auditie voor de Theaterschool. Het loopt nog niet zo heel vlot met de belangstelling van zwarte leerlingen, maar er is een begin gemaakt. Er is veel geduld nodig om de diversiteit te bereiken. Je moet het belang ervan steeds onder de aandacht brengen.’

‘Interessant aan regisseur Jörgen Tjon-A-Fong van Urban Myth is dat hij theater maakt dat een directe connectie heeft met de maatschappij en de actualiteit. Hij wil geschiedenissen die vergeten zijn opdiepen, zoals de verhalen over de eerste vrije negerin in Suriname, Elisabeth Samson, en de Amerikaanse jazz-zangeres Ella Fitzgerald. Eerder bracht hij het verhaal van Kid Dynamite, een Surinaamse musicus die de oorlog in Nederland heeft meegemaakt en aan den lijve de hetze ondervond tegen joden en zwarten. Nu maakt hij een stuk over Sophie Redmond, de eerste zwarte vrouwelijke dokter van Suriname, die streed voor vrouwenkiesrecht en op toneel en radio voorlichting gaf over voeding en gezondheid. Ik help met de research.’

Koloniaal verleden in het heden

‘Met Julius Leeft haken we in op het collectieve geheugen en linken we het verleden aan de actualiteit. We begonnen 10 jaar geleden met de opvoering van De Tranen van Den Uyl, het theaterscript van Hugo Pos over de decembermoorden in Suriname. Over het slavernijverleden bewerkten we het boek Hoe duur was de suiker van Cynthia Mc Leod.

In Kain Pikul! Geblinddoekte verhalen kwamen voor het eerst slachtoffers en daders van de Molukse treinkaping bij elkaar. Zuid Afrika kwam aan bod in Amandla naar aanleiding van de 90ste verjaardag van Nelson Mandela. We besteedden ook aandacht aan leven en werk van prins Claus. Dit jaar komen we uit met een bewerking van Tikkop, de roman van Adriaan van Dis over Zuid Afrika.’

‘Ik vind het mooi: theaterstukken over onderwerpen die gevoelig liggen in de relatie tussen Nederland en de vroegere koloniën: Suriname, Antillen, Indonesië en Zuid-Afrika. Theater dat schuurt en mensen confronteert met het verleden in de hoop dat we meer begrip krijgen voor het heden en de toekomst beter aankunnen.’

Noraly Beyer werd op Curaçao geboren uit Surinaamse ouders. Ze werkte 23 jaar, tot 2008, voor het NOS Journaal en is sindsdien actief in het theater. Ze was ambassadeur voor de Code Culturele Diversiteit.

Claudia Marinelli werkt voor het LKCA als onderzoeker cultuurparticipatie.
ClaudiaMarinelli@lkca.nl

Foto: Münchner Kammerspiele (fotograaf: Julian Roeder)

[templatera id=”771″]

De code

Een groot deel van de kunstsector lijkt in verhouding te staan met een bepaald deel van de samenleving. Het publiek, de kijkers en de kopers zijn voornamelijk autochtone blanke Hollanders. De partners en het personeel waarmee wordt gewerkt zijn weinig heterogeen qua culturele achtergrond. De aanvragen bij de culturele fondsen, komen zelden van cultureel diverse organisaties.

De Code biedt een kapstok om integraal op het terrein van het Personeel, Publiek, Programma en Partners diversiteitsbeleid te ontwikkelen. De instellingen zijn zelf verantwoordelijkheid om de Code al dan niet toe te passen. In de praktijk gebeurt het nog relatief weinig. Door de bezuinigingen en de herschikking van de afgelopen, stond dit instrument niet meer bij iedereen op het netvlies. OCW heeft de Federatie Cultuur dit jaar gevraagd de Code weer in het vizier van de sector te brengen. In samenwerking met binoq atana is een traject ontwikkeld dat de komende jaren zal worden uitgerold.

Om een brug te slaan naar het cultureel diverse deel van de samenleving, heeft de sector in 2011 de Code Culturele Diversiteit (CCD) gelanceerd. De Nederlandse bevolking bestaat immers voor ruim 1,9 miljoen uit mensen van niet-westerse afkomst. In de grote steden liggen die percentages beduidend hoger (rond de 35%) en bovendien zijn de derde generatie migranten niet in deze percentages meegenomen. Maar dit is een relatief grote en ook jonge bevolkingsgroep waarvan ongeveer 80 procent jonger is dan 15 jaar.  Een groep waar zeker rekening mee moet worden gehouden.

print

Laat een reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.